Het PoeriemVrouwtje heeft nooit vakantie, maar viert wel...

In dit Hoofdstuk

 

- Ik zag twee Uilen
- De Zomermaanden. Wat het weten waard is
- Het PoeriemVrouwtje zomert over
  - Een lieve brief
- 'k Moet dwalen
- De Muur die bleef
- Weer een Diepdenkertje
  - Voor de Ouderen en de Ouders
- Ik zag twee Hommels

Toppie
De Zomermaanden. Wat het weten waard is

Welke bijzondere dagen zijn er in de joodse zomer?
- 17 Tammoez
- De Drie Weken
- De Negen Dagen
- Tisja Be'Av
- Menacheem-Av

17 Tammoez is een vastendag. Het is de dag dat Mosje - nadat hij veertig dagen en nachten op de berg Sinai was geweest - weer van de berg afdaalde. Beneden gekomen zag hij tot zijn grote schrik - hoewel G.d het hem al had verteld; maar zien is toch wel even anders dan horen - dat een deel van het joodse volk een gouden kalf was gaan dienen. Hij wierp toen de Stenen Tafelen op de grond kapot. Dat gebeurde meer dan 3300 jaar geleden.

Opnieuw op 17 Tammoez, nu bijna 2000 jaar geleden, slaagden de Romeinse legers erin om de stadsmuur van Jeroesjalajim te doorbreken. Na een heel lang beleg werd er een bres in de muur geslagen. Hevige gevechten braken daarna in de stad uit. En tenslotte werd drie weken later de Tempel door de Romeinen in brand gestoken.

 

Die dag was het  9 Av. Het was dezelfde datum, dezelfde dag van de maand, dat de eerste Tempel - ongeveer 500 jaar eerder - was verwoest. Door de Babyloniërs.

Daarom zijn de Drie Weken vanaf 17 Tammoez t/m 9 Av weken van droefenis.

Met het begin van de maand Av beginnen de Negen Dagen, die nog droeviger zijn dan de twee weken ervoor.

De aller droevigste dag van het joodse jaar is 9 Av - Tisj’a be’Av, aan het eind van die Negen Dagen.

Op Tisj’a be’av wordt vanaf de ene tot de andere avond niet gegeten en gedronken. Treurend zitten we op de grond, denkend aan de nog steeds niet opgehouden onderdrukking en vervolging.

 

Na Tisj’a be’av krijgt de maand een vrolijker nam: Menacheem-Av. Menacheem betekent trooster. Wij hopen dat G.d ons zal troosten na alle ellende en narigheid.

En wat is de mooiste troost? Dat is dat G.d de Masjie’ach laat komen, de Verlosser die Menacheem wordt genoemd. En zo begrijpen jullie waarom de maand nu verder Menacheem-Av wordt genoemd.
Toppie

Het PoeriemVrouwtje zomert over

 Een lieve brief
 

Dag lieve kinderen!

Ja, ja, ik ben er nog steeds hoor! Maar natuurlijk willen jullie, nieuwsgierig als jullie zijn, weten waaróm ik er nog steeds ben. Want eigenlijk is het toch te gek. Hoe kan een vrolijk vrouwtje als ik, het PoeriemVrouwtje, nou in de zomer met daarin de droevige Drie Weken en de nog droeviger Negen Dagen en de nog-nog droeviger dag van Tisj’a be’av aanwezig zijn?!

Zelfs dus op de treurigste vastendag van het jaar, op Tisj’a be’Av ben ik nog niet vertrokken!!

Wel, lieve kinderen, ik zal jullie mijn geheim verklappen. Het is omdat ik jullie, nu echt even serieus, iets héél belangrijks heb te vertellen.

Zoals jullie misschien wel weten is de Tweede Tempel verwoest om Sin’at Ginam. Sin’at Ginam betekent: Haat Om Niets. De joden hadden zomaar, zonder reden, een hekel aan elkaar! Erg hè? G.d kan daar niet tegen.

Hadden ze maar in mijn ‘Meĝilla’ gekeken, de Rol van Esther. Want daar, in het boek van de Poeriem-geschiedenis, 400 jaar eerder, staat: ‘Wekibeel hajehoediem - de joden aanvaardden’.

Let op: ‘Wekibeel’ is enkelvoud, maar ‘Hajehoediem’ is meervoud.

Dat kan eigenlijk niet samen. Maar door het ene woord - wekibeel - in het enkelvoud en het andere woord - hajehoediem - in het meervoud te zetten, maakte G.d duidelijk dat de joden - toen met Poeriem - weer een eenheid waren gaan vormen.

Eén G.d, één Tora, één volk !!!!!

 (Kijk daar maar in de Arameesche vertaling van de Mégilla van Poeriem: ‘Koelhon jehoeda’ien kagada - Alle joden samen!’)

Wij hadden geen hekel meer aan elkaar. Geweldig hè! Wij hielden van elkaar. Zomaar, om niets. Ahawat Ginam noemen we dat. Liefde Om Niets.

Helaas. Later kregen we weer een hekel aan elkaar. Om niets. En werd de Tempel verwoest.

Luister, lieve kinderen! Wat gebeurd is, is gebeurd. Daar kunnen wij niets aan veranderen. Maar wat nog niét is gebeurd, daar kunnen we wèl wat aan doen. En daarom druk ik jullie op het hart:

Als we de Tempel echt terug willen hebben…

Als we echt allemaal weer in het joodse land willen wonen…

Als we echt naar de Masjie’ach verlangen en naar de Ĝe’oela, de verlossing uit ĝola-ĝaloet, dat is de ballingschap die nu al bijna tweeduizend (!) jaar duurt…

Als we echt vrede in Israel en in de hele wereld willen hebben… laten de joodse mensen dan ophouden steeds ruzie met elkaar te maken en kritiek op alles te hebben…

Laten we zorgen voor eenheid binnen het joodse volk!

Dat wilde ik, het PoeriemVrouwtje, jullie even zeggen. Ik heb er dat gedichtje ‘Ik zag twee uilen tranen huilen’ over gemaakt dat je daarstraks al hebt gelezen. Lees het nog maar een keertje over:

 

Het is best wel een mooi gedicht. Ja, maar ook heel droevig. Want het ĝaloet, de ĝola, de ballingschap duurt al zo lang!

Eigenlijk is het galoet al begonnen bij het Verbond der Stukken dat G.d ruim 3700 jaar geleden met onze eerste aartsvader Avraham sloot. Toen beloofde G.d het land Israel aan het joodse volk te geven. Máár… tegelijkertijd liet G.d weten dat wij vaak in ballingschap zouden gaan. Je hoort erover zingen in het lied nr. 8 op de CD Sjieroe. Hieronder zijn de woorden en kan je luisteren en meezingen.

 

Laten we hopen dat het spoedig en gauw gaat gebeuren!  Héél spoedig en héél gauw! Nou’ou’ou’ou !!!!!

                                                                                           Jullie PoeriemVrouwtje

Toppie
De muur die bleef
 

Van de Tempel die de Romeinen hadden verwoest, bleef de Kotel, de Westmuur over. Daar hebben jullie in de maand Ijar al over gelezen. (Klik hier als je het nog een keer wilt lezen) Die muur konden de Romeinen niet kapot krijgen. Daarom gaven zij opdracht dat iedereen daar zijn vuilnis naar toe moest brengen. En de mensen deden dat. Zo was er na verloop van tijd van de hele muur niets meer te zien.

Jaren later, lazen jullie, ging een joodse man de muur zoeken. Hij begreep dat de muur onder de vuilnishoop moest liggen. Met heel veel moeite en geholpen door anderen werd de muur uitgegraven. Hij bleek nog heel te zijn. Maar wel erg vies. Toen begon het te regenen. Drie dagen en drie nachten. En tenslotte stond daar een majestueuze en schone muur: de Kotel!

Wij leren hieruit een heel belangrijke les:

Ons hart wordt met de Tempel vergeleken. Soms wordt dat hart, net als de Tempel, als het ware verwoest. Maar nooit helemaal. Er blijft altijd één muur over!

En ook al is die overgebleven ‘muur’ van het joodse hart onder het Romeinse vuil van ballingschap en allerlei soorten narigheid verborgen… die ‘muur’ is er!

Hij moet worden uitgegraven. Akkoord.

En schoon gewassen. Okay.

Maar ook wanneer dat nog niet is gebeurd: die ‘muur’ is er!!!

Nooit wordt het joodse hart helemaal verwoest. Nooit!  NOOIT!!  NOOIT!!!

Toppie
Weer een diepdenkertje van het PoeriemVrouwtje
Voor de Ouderen en de Ouders
 

Ja, lieve kinderen, als in de zomer op 17 tammoez de Drie Treurweken beginnen, verlangen wij - nog meer dan in de rest van het jaar - naar de komst van de Ma’sjie’ach.

Wie is de Masjie’ach eigenlijk?

Dat weten wij niet. Wel weten wij dat hij een afstammeling van koning David zal zijn. En dat hij door G.d in staat zal worden gesteld de grote problemen van de wereld op te lossen. Geen oorlog meer; geen hongersnood. Geen onderdrukking en discriminatie! Geen terreur en aanslagen!

G.d zal aan de Masjie’ach toestemming geven de Tempel in Jeroesjalajiem te herbouwen. Aan de eeuwenlange zwerftocht van het joodse volk zal dan een einde zijn gekomen. Alles zal anders zijn! Hoe anders?

Dat weten wij niet precies. Wel weten wij dat de mensen, de volkeren, elkaar geen kwaad meer zullen doen. Niet voor te stellen, maar toch!

En hoe zit het met de dieren? Veranderen die ook van karakter? Ook dat weten we niet. Maar misschien wordt het wel zoals straks in het gedicht aan het eind van deze diepdenkbrief van mij.

Tot het zover is moeten wij proberen positief te blijven denken. Blijven hopen!

Ik weet wel, dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Maar we moeten het toch proberen. En soms hoor je van iemand die het goede voorbeeld heeft gegeven.

Zo las ik over een rabbijn die erg veel pijn leed. Toch was de man altijd opgewekt. Je vraagt je natuurlijk af: hoe kan dat? Ook de mensen die hem kenden vroegen hoe hij dat kon opbrengen. Weet je wat hij antwoordde?

Hij zei: ‘Kijk, de pijn die ik héb geleden, die is weg. Die is er dus nú niet. De pijn die nog gaat komen, die is er nú óók niet. Nou, welke pijn voel ik dan nú wel? De pijn van dít moment. En dít moment is zo voorbij…’

Goed hè van die rabbijn?! Het is in ieder geval iets om over na te denken. Vooral in deze Tammoez-Av tijd van het jaar.

Tot slot nog het beloofde Masjie’ach-gedichtje:

 

Mooi hè! Dáág!

Een fijne gezonde vakantie gewenst !!!!!

Jullie PoeriemVrouwtje

               

Scroll & Roll naar boven en maak je keuze...

 
 
 
 
Tekst & Afb. PoeriemVrouwtje © Rabbijn Ing. I. Vorst 5772-5773 – Design & Lay Out © Elveaa 2012-2013